Hoogleraar ondernemerschap
Erik Stam
Meer talent,
minder borstklopperij
Brabant heeft zich goed door meerdere crises heengeslagen, maar, alle PR-praat ten spijt, staat de Brabantse economie er eigenlijk nogal gemiddeld voor, constateert econoom Erik Stam. Met name het aanbod van talentvolle werknemers schiet te kort. “Dat past niet bij een regio met mondiale ambities.”
Clusters, learning regions, creative class – eens in de zoveel tijd duikt er weer een nieuwe hippe term op om succesvolle regionale economieën aan te duiden. Nu zijn entrepreneurial ecosystems in de mode, terwijl de term toch niet nieuw is. Erik Stam, hoogleraar ondernemerschap aan de Universiteit Utrecht, is een van de vooraanstaande uitdragers van het concept. Hij maakte een handzaam schema dat laat zien hoe een ondernemend ecosysteem in elkaar zit en welke factoren dit beïnvloeden. Tot zijn eigen verbazing merkte hij dat het concept overal werd omarmd – van gemeenten, provincies en ministeries tot internationale instituten zoals de OESO, het World Economic Forum en de Wereldbank. Maar over vijftien jaar zal de term wel weer zijn uitgewerkt, zo relativeert hij. Wat blijft is de vraag hoe je economische ontwikkeling en welvaart stimuleert.
Hoe is jouw succesvolle schema tot stand gekomen?
“Dat begint eigenlijk met mijn ontwikkeling als wetenschapper. Lange tijd had ik een aversie tegen beleid en collega’s die daar uitspraken over deden. Ik dacht: daar doen wij toch geen onderzoek naar? Totdat ik in 2008 bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ging werken op het snijvlak tussen wetenschap en beleid. Daar heb ik enorm veel geleerd over de beleidspraktijk, en wat je daar als wetenschapper wel en niet over kan zeggen. Ik ben kritisch op collega’s die van alles roepen over beleid maar niet weten hoe het werkt. Maar als econoom is je uiteindelijke doel toch om de samenleving te verbeteren, dus je kunt zeker wel iets betekenen. Ik doe al tientallen jaren onderzoek naar ondernemerschap, maar pas nadat ik er in 2014 een schema van maakte voor een dossier in Economisch Statistische Berichten is het echt gaan leven. Het model is een samenvatting van wat we tot nu toe weten over ondernemerschap en economische ontwikkeling.”
Waarom spreekt jouw model zo tot de verbeelding?
“Het toont, plat gezegd, de knoppen waaraan je kunt draaien. Dat spreekt beleidsmakers én ondernemers gelijk aan. Het model laat zien dat ondernemerschap belangrijk is, maar ook dat het geen wonderolie is. Het is een middel om het uiteindelijke doel, waardecreatie, na te streven. Het geeft een handleiding zonder het definitieve antwoord te geven. Het levert handelingsperspectief op, omdat er een aantal concrete elementen in zit zoals leiderschap, financiering en talent. En omdat dit model de onderlinge afhankelijkheid laat zien; het besef dat ontwikkelingen organisch gaan, dat veel factoren met elkaar samenhangen, en dat je niet alles kunt beïnvloeden – in tegenstelling tot macro-economische modellen die precies voorspellen hoe de economie zich ontwikkelt als je er geld in pompt. Alleen al de condities op orde hebben is een hell of a job. Je kunt dan ook onmogelijk tot doel stellen om de meest concurrerende economie ter wereld te worden. Let’s make things better is al heel wat, je moet daarin pragmatisch zijn.”
Welke elementen kun je dan wel beïnvloeden?
"Leiderschap bijvoorbeeld. Denk aan entrepreneurial leadership, ondernemers met een lange termijn betrokkenheid bij de regio of feeders zoals scholen, universiteiten of financiers die ervoor zorgen dat de basis in orde is, zoals kennis of financiering. Zulk leiderschap is nodig om problemen te adresseren, onderwerpen te prioriteren en collectieve actie op gang te brengen.”
Hoe doet Brabant het op het gebied van leiderschap en andere elementen?
“Mensen als Rob van Gijzel, Wim van der Donk en Wim van der Leegte zijn voorbeelden van leiders die collectieve actie weten te realiseren. Tijdens Operatie Centurion in de jaren negentig, toen Philips en DAF failliet dreigden te gaan, wisten de lokale Eindhovense kopstukken de neergang tegen te gaan. Met de oprichting van Brainport was de regio al voorbereid op de crisis vanaf 2008 en was het beter in staat om die schok op te vangen dan andere regio’s. Brabant is daarmee misschien wel een van de meest veerkrachtige regio’s. Anderzijds kloppen ze zichzelf vaak op de borst dat ze de meest competitieve en ondernemende regio zijn, maar dat blijkt niet uit de cijfers. In Brussel denken veel mensen dat Brabant de meest ondernemende regio van Nederland is, dus wat PR betreft zit het wel goed. Maar als je kijkt naar de cijfers dan blijven ze toch achter bij de Randstad."
"Brabant scoort goed als het gaat om private kennisontwikkeling en fysieke infrastructuur, maar blijft achter wat betreft het aantal starters, doorgroeiende bedrijven, investeringen in durfkapitaal en talent. De provincie staat er, in vergelijking met alle andere Nederlandse regio’s, bovengemiddeld voor, en heeft de laatste dertig jaar tegenslagen goed gepareerd, maar gezien de hoge ambities zou je toch beter verwachten.”
Wat zou er dan beter kunnen?
“Het aanbod van talentvolle werknemers, op alle niveaus en in alle sectoren, is een heel belangrijke knop om aan te draaien. Daarin scoort Brabant onder het Nederlandse gemiddelde. Dat past niet bij een regio die mondiale ambities heeft om een kennisgedreven economie te worden. Er wordt wel veel gedaan om dit te verbeteren, zoals de oprichting van de Jheronimus Academy of Data Sciences (JADS), een van de meest veelbelovende talent-initiatieven in Nederland. Het combineren van een gamma- en een technische universiteit lijkt me wel een hele uitdaging, maar ook the way to go, want daarmee is het wel toekomstgericht. Niettemin worden er vele miljoenen in gestoken terwijl er nog maar weinig studenten zijn. Het zou nóg waardevoller zijn om Amsterdam erbij te betrekken en Den Bosch als de campus van het Nederlandse Big Data Initiative of zoiets neer te zetten, want beide regio’s zijn complementair als het gaat om softwareontwikkeling. Maar de bestuurlijke logica is dat het geld én het probleem in Brabant zitten, dus het nationale probleem is van secundair belang. En dat begrijp ik heel goed. Als econoom heb je de neiging om first best solutions te bedenken, maar een haalbare second best solution is natuurlijk ook goed.”
“De provincie staat er bovengemiddeld voor. Maar gezien de hoge ambities zou je toch beter verwachten.”
Curriculum Vitae
Erik Stam studeerde economie en geografie aan de Universiteit Utrecht en promoveerde daar in 2003 op zijn onderzoek naar de locatie en ontwikkeling van snelgroeiende bedrijven. Hij werkte bij de University of Cambridge en was onder andere gastonderzoeker aan het Max Planck Institute of Economics (Jena) en bij de WRR, en daarnaast gasthoogleraar aan Zheijang University (Hangzhou) en de University of Oxford. Ook is hij medeoprichter en academisch directeur van het Utrecht Center for Entrepreneurship. Sinds 2011 is hij hoogleraar strategie, organisatie en ondernemerschap aan de Utrecht University School of Economics.