Otto Raspe
Planbureau voor de leefomgeving


Een gave stad

Het maken van aantrekkelijke woonmilieus zou bovenaan de agenda van de beleidsmakers moeten staan, vindt onderzoeker Otto Raspe. Want een gave stad is een belangrijk uitgangspunt voor meer internationaal talent, banengroei en toegevoegde waarde. München en Milton Keynes laten zien dat je dit door sterke collectieve actie ook zelf kunt sturen.

Al zestien jaar lang doet Otto Raspe bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onderzoek naar clusters, ofwel regionale concentraties van economische activiteiten. Hij onderzocht met zijn collega’s onder andere waar R&D-intensieve activiteiten, buitenlandse kenniswerkers en buitenlandse bedrijven zich in Nederland concentreren. Recent onderzocht hij waarom stedelijke regio’s succesvoller zijn dan niet-stedelijke gebieden, met de regio Eindhoven als een van de casestudies. Gesteund door rijke datasets is hij nooit te bang om regionale overheden tegen het zere been te schoppen. Want de regio Eindhoven mag dan een heel innovatieve regio zijn, het ontbreekt onder andere aan ‘agglomeratiekracht’ en culturele voorzieningen. Oftewel: de regio is eigenlijk te klein om een echte internationale topregio te zijn. Maar dat heeft ook weer voordelen, zoals verderop blijkt.


Waarom zijn stedelijke regio’s zo succesvol?

In steden zijn veel mensen en bedrijven dichtbij elkaar, waardoor ze productiever zijn. Ze kunnen makkelijker producten of diensten aan elkaar leveren en hoeven daardoor niet alles zelf uit te vinden of uit te voeren. Doordat de arbeidsmarkten in steden omvangrijker zijn, kunnen bedrijven en organisaties betere kandidaten vinden en behalen ze een beter rendement. Daarnaast zijn er in steden kennis spillovers; je kunt makkelijker kennis met elkaar delen en van elkaar leren. En doordat je in steden meer mensen tegen het lijf loopt zijn er meer onbedoelde, toevallige contacten. Bijvoorbeeld: twee mensen met een half idee ontmoeten elkaar en hebben gezamenlijk een heel idee waarmee ze verder kunnen komen.”


In jullie studie Stedelijke regio’s als motoren van economische groei wordt de regio Eindhoven als een van de succesvolle Europese regio’s uitgelicht. Waar komt dat succes vandaan?

“Veel van wat er nu gebeurt, is terug te voeren op het verleden. Zo heeft Philips Eindhoven gemaakt, zowel wat betreft stedenbouwkundige ontwikkeling als voorzieningen en opleidingen. Het groeipad van Philips, met alle ups en downs, loopt gelijk met de groei van de stad. En door die downs, zoals in de jaren negentig, ontstond er urgentie, en dat bracht mensen bij elkaar om collectieve actie te ondernemen. En dat heeft uiteindelijk tot nieuwe groei geleid.”


In je rapport schrijf je dat Brabant veel van München kan leren. Waarom?

“Het profiel van Brabant lijkt veel op München, wat betreft sectorspecialisatie en innovatiesysteem. Ook daar was die urgentie in de jaren negentig aanwezig. Met de komst van Siemens, BMW, Allianz en een grote defensie-industrie ontstond er een rijk cluster, totdat de Koude Oorlog begin jaren negentig ontdooide. Er kwam minder defensiegeld binnen en de internationale concurrentie nam toe. De regio moest een nieuw groeimodel uitvinden en was een van de eerste die een innovatiemodel bedacht. Grote wereldspelers met internationale markten werken intensief samen met regionaal mkb, en er zijn dertien universiteiten en kennisinstellingen van hoog niveau. Daarnaast is de kwaliteit van leven er hoog, met de Alpen en meren nabij, maar ook doordat de stad bewust in oude stijl is herbouwd. Die goede samenwerking van bedrijven en overheden heeft Brabant ook, met als verschil dat München het nationale paradepaardje voor Duitsland is en alle innovatiegelden daar vanzelfsprekend naartoe gaan.”


Eindhoven en München zijn ook concurrenten. Kunnen ze dan toch samen optrekken?

“De regio’s zijn complementair en hebben samen een sterkere propositie in een wereld die door China wordt gedomineerd. Zo maakt VDL Nedcar de Mini’s voor BMW en levert Zeiss lenzen aan ASML. Je zou bijvoorbeeld een systeem kunnen optuigen waarin je talenten uitwisselt of op het gebied van onderwijs samenwerkt. Eindhoven heeft voldoende te bieden om München te verleiden tot een strategische alliantie.”


Wat is het belang van culturele voorzieningen?

“Een aantrekkelijke stad is nodig om talent aan te trekken. Vergeleken met Amsterdam of Utrecht is de concentratie van voorzieningen hier een stuk lager. Denk aan restaurants, poppodia of evenementen. Ook een internationaal toonaangevend theater ontbreekt. Milton Keynes, niet ver van Londen, Oxford en Cambridge, is een interessant voorbeeld. De lokale overheid wilde heel bewust de aantrekkelijkste woonplaats van Engeland creëren. Het motto was ‘suburban urbanity’; stedelijkheid met veel groen en voorzieningen zoals een groot theater en een skibaan. Een goed doordacht concept, en dat heeft gewerkt. Er is veel banengroei en toegevoegde waarde en per saldo is er zelfs een inkomende pendel, dus het is geen slaapstad.”


Moeten de Brabantse steden dan helemaal op de schop?

“Nee, zeker niet. Eindhoven, Den Bosch en Breda hebben aantrekkelijke oude historische binnensteden en/of bijzondere wijken, waar de creatieve industrie het best gedijt. Daarom is het ook heel slim dat het oude Philipsterrein Strijp niet is platgegooid maar herontwikkeld. Wel is een vergroeningsagenda belangrijk, want uit onze data blijkt dat regio’s met vieze lucht en congestie minder hard groeien. Het is ook een voordeel dat er in Brabant geen hele grote steden zijn, want in metropolen zoals Londen en San Francisco rijzen de huizenprijzen de pan uit en moeten laagopgeleiden twee uur naar hun werk reizen. Dat is een onhoudbaar systeem. Dus de ‘polycentrische’ steden in Brabant zijn een goed uitgangspunt. Maar op bepaalde plekken moet je wel massa creëren; een concentratie van mensen, werk en voorzieningen.”


Brabant onderscheidt zich in hightech en food, maar dat zijn veelal gescheiden werelden. Hoe zou je die kunnen verbinden?

“Overheden kunnen als makelaar een rol vervullen in zo’n netwerk, bijvoorbeeld door een gaaf evenement te creëren op dit snijvlak. De regio moet dus niet alleen met München, maar ook met Wageningen strategische allianties aangaan. Wageningen heeft zich dan wel uitgeroepen tot Food Valley, maar de economische activiteit zit in Brabant en Zuid-Holland. Wat Brabant onderscheidt van andere Nederlandse regio’s is dat men op het gebied van governance veel actiever is. Daarmee heeft de regio al met al goede troeven in handen."

“De regio is eigenlijk te klein om een echte internationale topregio te zijn. Maar dat heeft ook weer voordelen.”

Curriculum Vitea


Otto Raspe (1973) studeerde economie in Tilburg en werkte als onderzoeker bij TNO waar hij adviseerde op het gebied van (ruimtelijk) economische ontwikkeling, ruimtelijke investeringen en regionale benchmarks. Sinds 2002 werkt hij als senior onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving waar hij zich richt op de kenniseconomie, innovatie en ondernemerschap. In 2009 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht op zijn onderzoek naar de regionale kenniseconomie.